De Representatie voorkeurentest is een (niet wetenschappelijke) test om uit te vinden aan welk representatiesysteem jij de voorkeur geeft. En welk representatiesysteem jouw cliënt heeft. Dit instrument zet je daarom ook vroeg in tijdens een serie coaching gesprekken.
Puntenverdeling:
4 = wat je het meest doet, het beste vindt
3 = de eerstvolgende keuze (op één na de beste)
2 = de volgende keuze
1 = datgene wat je het minste doet.
1. Ik baseer belangrijke beslissingen op:
… Hoe iets voor mij voelt
… Dat wat voor mij het beste klinkt
… Wat er volgens mij het beste uitziet
… Door de mogelijkheden goed te bestuderen.
2. Tijdens een meningsverschil ben ik te beïnvloeden door:
… De stemtoon of het volume van de ander
… Of ik wel of niets zie in de argumenten van de ander
… De logica (redenen) van de argumenten van de ander
… Of ik iets voel voor de houding van de ander.
3. Mijn communicatie wordt gemakkelijker door:
… De manier hoe ik me kleed en eruitzie
… De gevoelens die ik op dit moment heb
… De woorden die ik kies
… De toon van mijn stem.
4. Het is eenvoudig voor mij om:
… Mijn radio goed af te stemmen (frequentie, volume)
… De juiste kleuren te kiezen in mijn huis of voor mijn kleding
… Een bankstel uit te zoeken die het lekkerste zit
… Een goed afgewogen standpunt in te nemen met betrekking tot iets.
5. Ik:
… Ben helemaal gewend aan de geluiden uit mijn omgeving
… Weet in welke kleding ik me heerlijk voel
… Weet welke kleuren en vormen mooi staan in mijn huis
… Vind het belangrijk om iets goed te snappen.
6. Uit mijn lagereschooltijd herinner ik nog:
… Wat ik toen tegen mezelf zei
… Hoe ik me voelde op schoolreisje
… De stem van de juffrouw of meester
… Hoe het speelplein op school eruitzag.
7. Als ik aan iemand denk, dan:
… Krijg ik een bepaald gevoel
… Hoor ik de stem van die persoon
… Zeg ik tegen mezelf wat ik van die persoon vind
… Zie ik hem/haar zo voor me staan.
Scoreformulier
Stap 1: Schrijf de antwoorden van de test op de lijnen
1. … K … A … V … D
2. … A … V … D … K
3. … V … K … D … A
4. … A … V … K … D
5. … A … K … V … D
6. … D … K … A … V
7. … K … A … D … V
Stap 2: Zet het cijfer in de onderstaande matrix en tel alle V’s, A’s, K’s en D’s op:
V | A | K | D | |
1 | ||||
2 | ||||
3 | ||||
4 | ||||
5 | ||||
6 | ||||
7 | ||||
Totaal | Visueel | Auditief | Kinesthetisch | Digitaal |
Stap 3: De vergelijking van de totale score geeft de relatieve voorkeur aan van elke van de vier representatiesystemen.