Emotioneel voelen gaat altijd samen met fysiek voelen. Als je ineens boos bent omdat iemand je bijna omver rijdt als je over een zebrapad loopt dan is er tegelijkertijd een fysieke reactie merkbaar. Zelfs als je nu alleen al voorstelt dat zoiets gebeurt gaat er van alles aan in je lichaam. Ons lichaam komt direct in een staat van paraatheid. Dat gaat helemaal vanzelf en wordt automatisch verzorgd door ons zenuwstelsel. Onze hartslag, spierspanning, ademhaling, temperatuur reageren allemaal op emotionele gevoelens die wij ervaren. Het is de kunst om deze lichaamssignalen te herkennen en deze te vertalen naar een bepaald emotioneel gevoel.
Werkt het andersom ook zo? Dat een fysiek gevoel ook een emotioneel gevoel oproept? Ja, natuurlijk. Hier heb je in de vorige les al aandacht aan besteed. Laten we hier nog wat verder op intunen. Want waarom levert een fysiek gevoel vaak een emotioneel gevoel op? Dat heeft te maken met hoe jij denkt. Het soort gedachten dat jij hebt over een fysieke sensatie in je lichaam beïnvloedt jouw emotionele gevoel. Hoe meer oordeel er in je gedachte zit hoe groter de kans is dat een emotioneel gevoel merkbaar is.
Een voorbeeld van Maarten
Maarten fietst in een rap tempo naar zijn werk. Hij is laat van huis weggegaan. Hij merkt dat de spieren in zijn benen pijnlijk aanvoelen door het harde trappen op zijn fiets. Hij is het namelijk niet gewend om zo hard te trappen.
Hieronder 2 voorbeelden om aan te geven dat verschillende soorten gedachten – over hetzelfde fysieke gevoel – verschillende gevoelens kunnen oproepen.
Voorbeeld 1
Maarten denkt: “shit ik ben weer te laat vertrokken, het is weer zover”. Hij baalt van zichzelf en hij wordt zelfs boos. Hij komt gefrustreerd aan op zijn werk, zit in zijn hoofd, en is ondertussen niet meer in contact met zijn lichaam.
In dit voorbeeld heeft Maarten een veroordelende gedachte. Deze gedachte zorgt direct voor een sterk emotioneel gevoel, in dit geval is hij boos. Dit emotionele gevoel wordt sterker omdat er nog meer veroordelende gedachten in hem opkomen. Die er op hun beurt voor zorgen dat hij het contact met zijn lichaam verbreekt.
Voorbeeld 2
Maarten staat stil bij de fysieke reactie die hij voelt in zijn benen. Hij denkt: “Auw mijn benen doen zeer, dat is ook wel logisch want mijn lichaam is niet gewend om snel te fietsen.”. Terwijl hij dit constateert richt hij zijn aandacht op zijn ademhaling wat hem helpt om de pijn in zijn benen nog even vol te houden. Als hij op zijn werk aankomt kan hij om zichzelf lachen.
In dit voorbeeld heeft Maarten een neutrale gedachte over de pijn in zijn benen. Hij neemt deze pijn aan als een feitelijk gegeven. Het is een logisch gevolg van hard fietsen. Hij ervaart geen emotioneel gevoel. De gedachte die hij heeft is functioneel en geeft een verklaring zodat hij rustig kan blijven en helder kan blijven nadenken en besluit om zijn ademhaling in te zetten. Daarbij is er een prettig voordeel voor hem dat hij in contact met zijn lichaam blijft en niet mee wordt genomen door allerlei veroordelende gedachten.
Uit de voorbeelden blijkt dat je vanuit dezelfde uitgangspositie ‘Maarten die hard aan het trappen is op de fiets’ verschillende gedachten en daardoor ook verschillende gevoelens kan oproepen.
Onze zintuigen
Je neemt de wereld waar via de zintuigen; ogen, oren, neus, smaak en aanraken. Fysieke en emotionele gevoelens zijn reacties op wat je ziet, hoort, ruikt, proeft en ervaart. Als je eet of drinkt, kun je dat bewust gaan voelen met al je zintuigen. Wat ruik je? Wat proef je? Hoe voelt het in je mond? Hoe voelt het daarna?
Op alles wat je zintuiglijk ervaart, reageer je meestal met een oordeel. Je vindt de parfum van je collega heerlijk om te ruiken of je vindt het smerig, je vindt een schilderij lelijk of mooi, je vindt hip-hop muziek een genot om naar te luisteren of een onbegrijpelijke chaos, je vindt spruitjes lekker of niet te eten. We beleven al deze zintuiglijke ervaringen verschillend omdat ieder mens zo zijn voorkeur en afkeur heeft. Deze voor- en afkeuren ontstaan vanuit verwachtingen en vooronderstellingen.
We leven een groot deel van onze tijd vanuit onze automatische piloot en we staan er niet bij stil – of zijn we ons niet bewust – wat we voelen op zo’n moment. Je ziet een vrouw lopen met een muts op haar hoofd terwijl het hoog zomer is en je vindt er wat van. Je hoort iemand praten met een zachte stem en je vindt er wat van. Je neemt de eerste hap van een nieuw gerecht dat je vriend heeft gemaakt en je vindt er wat van. Je wordt per ongeluk aangeraakt door iemand op straat en je vindt er wat van.
De ‘je vindt er wat van’ gedachten worden gegenereerd door je zintuigen en zijn verre van neutraal. En zoals het gaat met gedachten, elke gedachte zorgt weer voor nieuwe gedachten. Zo word je al heel snel gevangen door een gedachtestroom. Ondertussen ben je niet meer aan het voelen, niet fysiek en niet emotioneel en zit je in je denkmodus ofwel in je hoofd.
Of je gedachten positief of negatief zijn, liefdevol of haatdragend, hoopvol of pessimistisch, je kunt pas iets veranderen als je een gedachte herkent. Een gedachte kan bijvoorbeeld ontstaan door een gebeurtenis op het werk, in je relatie of door gedrag van een ander. Een gedachte kan zijn dat je ergens tegen op ziet of dat je ergens van baalt.
Er is een onderscheid tussen een interpretatie van een gebeurtenis en een beschrijving. Een interpretatie is de manier waarop je een gebeurtenis inschat, beoordeelt. Het is een conclusie die je trekt op basis van jouw waarneming. Een interpretatie kan waar of niet waar zijn. Wanneer je ervan uit gaat dat jouw interpretatie klopt ontstaat er een oordeel en een gevoel.
Kies een dag of een moment in je agenda en voer deze opdracht dan uit.
Elke keer als je kijkt, luistert, proeft, ruikt, hoort en aanraakt stel je jezelf de vraag:
“Hoe beleef ik dit” in plaats van “Wat vind ik hiervan”.
Dat vraagt van jou dat je bewust wordt van je gedachten.
Wat heeft deze opdracht jou opgeleverd? Beschrijf het in je schrift of document.
Neem voor deze opdracht tenminste 10 minuten en beschrijf je ervaring in je schrift of document.
Luister oefening: ‘Ik word me bewust van mijn gedachten’.
In deze luister oefening nodig ik je uit om al je gedachten die er nu zijn, te herkennen. Gedachten kunnen er zijn in de vorm van woorden of zinnen, in zogenaamde innerlijke spraak, maar ook van beelden zoals plaatjes of een filmpje. Breng je aandacht naar de plek waar jij je gedachten ervaart. Meestal is dat ergens middenin je hoofd. Je kunt je voorstellen dat je in een innerlijke bioscoop zit.
Deze luister oefening voer je zittend uit.
Beschrijf je ervaring in je schrift/document.
Samenvatting
In deze les heb je kunnen lezen dat onze gedachten van invloed zijn op ons fysieke gevoel en op ons emotionele gevoel. Hoe meer bewust je bent van het soort gedachten dat je hebt, hoe sneller je invloed kunt uitoefenen op je gevoel.
Gedachten ontstaan doordat we iets zien, ruiken, horen, proeven en aanraken. Je kunt jezelf trainen om je zintuigen meer met aandacht te gebruiken en in te zetten en de gedachten die je erbij hebt, te herkennen.
Heb je veel veroordelende gedachten over jezelf of over anderen? Kijk eens of je andere, meer positieve gedachten kunt bedenken en merk op wat het effect is op je voelen.
Vragen: 1. Wat is je het meeste bijgebleven in deze les? 2. Welke inzichten heb je gekregen? 3. Wat neem je mee voor in je dagelijkse leven? Beschrijf je antwoorden in je schrift/document |