Les 2.1 Het spijsverteringsstelsel

Spijsverteringsorganen

Mond

In de mond wordt voedsel fijngekauwd en vermengd met speeksel door de tanden, kiezen en de tong. De speekselklieren in de mondholte produceren speeksel zodra je voedsel ziet, ruikt of proeft. De vertering van koolhydraten begint in de mond door het enzym Amylase dat in het speeksel zit.

Slokdarm

De slokdarm is een gespierde buis van ongeveer dertig centimeter lang die de keelholte verbindt met de maag. De functie van de slokdarm is het transport van voedsel van de mond naar de maag.

Maag

In de maag wordt het voedsel gekneed en vermengd met maagsap. Dit maagsap wordt door de maag zelf aangemaakt. Het maagsap bevat onder andere zoutzuur en spijsverteringsenzymen. De vertering van eiwit start in de maag.

De binnenkant van de maag is bekleed met een dikke laag slijmvlies, deze laag beschermt de wand tegen het zure maagsap. Maagsap speelt een belangrijke rol bij de spijsvertering. Zoutzuur maakt de voedselbrij toegankelijk voor de spijsverteringsenzymen in het maagsap. Daarnaast zorgt het zoutzuur ervoor dat eventuele ziekmakende bacteriën in het voedsel worden gedood.

Koolhydraatrijk voedsel verlaat de maag na een paar uur, eiwitrijk voedsel duurt wat langer en vet voedsel duurt het langst.

Dunne darm

De dunne darm is ongeveer 5 meter lang en bestaat uit 3 delen; de 12-vingerige darm, de nuchtere darm en de kronkeldarm. De 12-vingerige darm is het eerste deel, 12 vingerbreedtes lang en daar worden de spijsverteringssappen uit de alvleesklier en galblaas aan de voedselbrij toegevoegd. Dan komt de brij in de 2 meter lange nuchtere darm die vervolgens over gaat in de kronkeldarm. Deze is ongeveer 3 meter lang.

De dunne darm ligt sterk gekronkeld in de buikholte.

In de dunne darm vindt het belangrijkste deel van de vertering van vetten plaats. Voedsel wordt afgebroken en verteerd tot kleine voedingsstoffen. Deze worden via de wand van de dunne darm opgenomen in het bloed.

Dikke darm en endeldarm

De dikke darm is ongeveer één meter lang. Onverteerbare voedselresten, die het lichaam niet kan gebruiken, komen in de dikke darm. De ontlasting bestaat op dat moment uit waterdunne brij. Hier worden zout en vocht onttrokken aan de ontlasting.

De dikke darm gaat over in de endeldarm, waar de ontlasting tijdelijk wordt opgeslagen. Als de endeldarm vol is gaat er een seintje naar de hersenen met als gevolg: aandrang.

Het duurt 24- 48 uur voordat de brij de dikke darm is gepasseerd. Gaat dit te snel, dan wordt er te weinig vocht aan de ontlasting onttrokken en krijg je diarree. Als de ontlasting te traag door de dikke darm gaat, krijg je obstipatie/verstopping.

Lever

De lever is een groot en belangrijk orgaan. Het is een grote fabriek en opslagplaats. Alle voedingsstoffen die opgenomen worden in het bloed gaan eerst naar de lever. Voedingsstoffen worden hier bewerkt en omgezet in bouwstoffen of in energie.

De lever heeft ook een ontgiftende werking. Schadelijke stoffen worden door de lever onschadelijk gemaakt en afgevoerd met de urine of ontlasting. De lever produceert ook de gal die nodig is voor een goede vertering van vetten.

Galblaas

De galblaas ligt net onder de lever en heeft een opslagfunctie.

In de galblaas wordt de galvloeistof iets ingedikt en als vet eten in de maag aankomt, gaat er een seintje via de hersenen naar de galblaas. De galblaas trekt samen en op die manier geeft de galblaas de vloeistof af aan de dunne darm. Galvloeistof is nodig voor de vertering van vetten.

Alvleesklier

De alvleesklier heeft twee verschillende functies:

1) Productie van alvleesklier sap. Dit sap bevat spijsverteringsenzymen voor de vertering van suikers, eiwitten en vetten.

2) Productie van insuline en glucagon. Deze hormonen spelen een zeer belangrijke rol bij het regelen van de bloedsuikerspiegel.