Les 1 Projectie

Sigmund Freud leerde ons wat projectie is, namelijk dat we als mens onze minder mooie kanten of vervelende gevoelens projecteren op anderen: “The pain that we inflict on others, is the pain that we already inflicted on ourselves.”

Volgens filosoof en psychoanalyticus, Carl Jung, hebben we allemaal bepaalde eigenschappen van onze persoonlijkheid weggestopt. Dit noemt hij onze donkere kant of schaduwkant, omdat we ergens in ons leven hebben geconcludeerd dat deze eigenschappen niet ‘goed’ zijn. Dit kan een effect zijn van hoe je bent opgevoed of dingen die je hebt meegemaakt. Onze hersenen zijn zo geprogrammeerd dat we ons altijd het liefst aan de groep willen aanpassen, en dus leren we gedrag af, dat ons buiten de groep plaatst. We verbergen dus bepaalde eigenschappen van onze persoonlijkheid voor anderen, maar ook voor onszelf.

Je zou denken dat onze schaduwkant uitpuilt met negatieve eigenschappen, maar dat klopt niet helemaal. Het kan ook om positief gedrag gaan. Een kwaliteit die je in iemand waardeert of waar je tegenop kijkt, kan het punt zijn waar je jezelf in tekort vindt schieten. Dit heb je dan misschien zelf weggestopt. Gedrag in anderen dat jou raakt, is dus altijd gedrag dat jij zelf ook in je hebt. Positief of negatief. Van nature willen we niets liever dan onze schaduwkanten achter gesloten deuren houden. Echter, het gedrag dat bij ons opgesloten zit, herkennen we wel bij anderen! Daarop laat je dan vaak een reactie zien, zoals irritatie, afkeuring of boosheid. En dat is projectie.

Projectie kan ook gezien worden als een soort allergische reactie. Je bent allergisch voor je eigen afgewezen en opgesloten gedrag. Het lastige is dat je deze allergie vaak niet door hebt: het gebeurt onbewust en je snapt eigenlijk niet waar de allergische reactie vandaan komt. Toch kun je wel leren om je bewuster te worden van jouw projecties.

Ze worden namelijk gespiegeld door mensen en situaties die op je pad komen. Heb je een confrontatie met iemand en voel je je hierdoor geraakt? Kijk dan eens goed welk gedrag jou nou precies zo raakte. Heb je hetgeen waar jij je zo aan stoort, in het verleden ooit zelf gedaan? Weet je nog wanneer en waarom je dit soort gedrag voor jezelf als niet oké hebt bestempeld?

Je projecteert dus op basis van triggers – signalen die steeds opnieuw dezelfde respons uitlokken – jouw betekenis op iets of iemand, een gebeurtenis of ervaring. De signalen triggeren dan keer op keer dezelfde respons, ongeacht wat zich voordoet en zijn dus volledig losgekoppeld van de gebeurtenis, de ervaring zelf.

Projectie beïnvloedt alle menselijke interactie. Het is niet te voorkomen. Wel is het een uitnodiging om je er bewust van te worden als je interactie met andere mensen hebt. Om een trigger te zien als een richtingaanwijzer om innerlijke onbalans bij jezelf bewust te maken.


Je projecteert, als je:

  • veronderstelt dat anderen hetzelfde denken en doen als jou

  • een agenda hebt die anderen moeten volgen

  • verwachtingen moet naleven en anderen veroordeelt als ze dit niet doen

  • jouw perspectief opdringt als de waarheid

  • reactief en defensief bent

  • anderen de schuld geeft.


Door jezelf gedurende de dag waar te nemen, kun je je bewust worden van je eigen projecties. Van jouw communicatie met de ander. Vragen die je daarbij jezelf kun stellen zijn:

  • “Hoe raakt dat wat wordt gezegd en ook wat niet gezegd wordt mij en de ander?”

  • “Welke impact heeft mijn projectie op de ander?”

  • “Of de projectie van de ander op mij?”

  • “Wat gebeurt er in het lichaam van mij of de ander?”

  • “Welke automatische reactie, filter wordt er geactiveerd?”

  • “Wat mag ik fysiek, emotioneel, mentaal en spiritueel doorvoelen?”

Dat brengt je eigen weggestopte emoties, gevoelens, gedachten, overtuigingen, patronen en eigenschappen aan het licht die je mag doorvoelen om je automatische reactie te doorbreken.

Datzelfde gebeurt natuurlijk ook in jouw begeleiding van een cliënt. Door projecties waar te nemen in het gedrag en uitingen van de cliënt en door hem/haar hier op te wijzen, nodig je de cliënt uit om dat wat is weggestopt, aandacht te schenken. Waardoor de verbinding met die delen van zichzelf hersteld kunnen worden.
Pakt hij/zij dit op, dan zal de cliënt ervaren dat er veranderingen optreden in het dagelijks leven. En gaat hij/zij ervaren dat hij/zij vrij is en een keuze heeft.

Een voorbeeld van projectie

Twee ouders hebben een pittige discussie over het gedrag van hun 13-jarige puberende zoon. Zijn schoolresultaten hollen achteruit en ze vrezen dat hij drugs gebruikt en alcohol drinkt op feestjes.

De vader spreekt zijn vrouw op bestraffende toon toe: “Zie je nu waar jouw softe gedrag toe leidt? Altijd houd je hem de hand boven het hoofd, nooit corrigeer je hem eens. En dat, terwijl zijn gedrag de spuigaten uit loopt. Hij doet niets meer in huis, is ongeïnteresseerd en loopt als een zombie rond. Dit gaat helemaal verkeerd. Wat mij betreft heeft hij een week huisarrest, pakken we zijn telefoon af en krijgt hij 1 uur schermtijd per dag, precies genoeg om zijn huiswerk te maken. Dat is de manier waarop je dit aanpakt. Zo deden mijn ouders dat vroeger ook bij mij!”

De moeder is een heel andere mening toegedaan. Zij ziet dat het gedrag van haar zoon een reactie is op de snelle veranderingen die hij doormaakt. De overgang naar de middelbare school was pittig, zijn lichaam groeit snel, hij zoekt aansluiting bij groepen medeleerlingen, maar dat gaat niet zo makkelijk. Alles bij elkaar maakt hem dat onzeker en hij trekt zich terug in zichzelf. Ze herkent dit van vroeger, toen zij het ook niet makkelijk had op de middelbare school. Zij wil in verbinding blijven met haar zoon, hem uitnodigen om te praten als hij daaraantoe is en hem vooral het gevoel te geven dat zij er voor hem is.

Beide ouders projecteren hun eigen ervaringen, frustraties en pijn van vroeger op de situatie van hun zoon. Ook zijn ze er allebei van overtuigd dat hun manier de beste manier is en proberen ze de ander hiervan te overtuigen.

De discussie is zo emotioneel geladen, dat uit het oog is verloren hoe de zoon er zelf in staat en over denkt. Wat hij meemaakt en doet op school, thuis, op de sportclub. En wat hij hierbij voelt. Als de projectie (in dit geval bij beide ouders) sterk aanwezig is, speelt dit geen rol meer.